Invalide zijn of invalide beleid

Ik lig op zaal. Ziek, hondsberoerd, van de medicijnen die ik per infuus toegediend krijg.

 

Mijn bloeddruk is erg laag. Ik val telkens bijna flauw. Mijn internist komt twee keer langs om te checken hoe het gaat. ‘Ik heb dit vaker gehad, het gaat vast wel over’.

 

Straks moet ik naar huis. In mijn eigen rolstoelbus. We staan op een invalidenparkeerplaats, achter de betaalt parkeren slagboom. Omdat parkeren voor invaliden gratis is kan ik in deze Isala Klinieken, bij de centrale balie, een uitrij kaartje krijgen.

 

Omdat ik zo duizelig ben vraag ik of mijn begeleider alvast dit uitrij kaartje wil halen, zodat ik straks niet in de rij voor de centrale balie moet gaan staan. Normaal gesproken laat ik aan deze centrale balie met twee foto’s van mijn invalidenkaart, op mijn mobiele telefoon, zien dat ik invalide ben. Het feit dat ik in een elektrische rolstoel zit is namelijk niet voldoende bewijs voor het personeel achter de balie. Ze moeten een kopie van de kaart zien.

 

Dat aantonen met die telefoon gaat nu niet. Ik ben zo beroerd dat ik niet zonder mijn telefoon, een vertrouwde steun en toeverlaat, wil zijn. Dus vraag ik mijn begeleider om de invalidenkaart uit de auto te halen, zodat ze kan aantonen dat ik invalide ben. We moeten maar gokken dat ik geen bekeuring krijg nu de rolstoelbus even zonder invalidenkaart op de invalidenparkeerplaats staat.

 

Na twintig minuten staat ze weer naast mijn bed. Ze heeft geen uitrij kaart gekregen. Ik moet er toch echt bij zijn om te bewijzen dat ik degene ben op de invalidenkaart. Ze zeggen: ‘Er is zoveel fraude’. Omdat ik niet zie hoe ik in die rij bij de balie moet gaan staan en toch echt vind dat ik recht heb op een uitrijkaart, gehandicapt zijn is al duur genoeg, vraag ik of mijn begeleider de verpleging wil vragen naar de centrale balie te bellen. Een Isala-collega zou toch moeten kunnen aantonen dat ik het ben die op die kaart staat en bij hun in bed lig.

 

De verpleging belt en krijgt nul op het rekest. Nee hoor, op deze wijze wordt er geen uitrijkaart verkregen. Te ziek en te beroerd om nog wat te ondernemen laat ik het erbij zitten. €8,30.

 

Twee maanden later kom ik als werknemer, voor de zoveelste keer, binnen in de Isala. Ik vraag bij de balie om een uitrij kaart, pak mijn mobiel uit het tasje dat aan mijn elektrische rolstoel vast zit en laat de foto’s in mijn mobiele telefoon zien als bevestiging van het feit dat ik gehandicapt ben. De foto’s zijn niet voldoende. Ze kunnen zo niet goed zien dat het mijn kaart is. Ik moet toch echt papieren kopietjes laten zien. Ik laat zien hoe goed de foto’s in te zoomen zijn en juist zo alle details zichtbaar worden. Ik krijg zonder antwoord mijn kaartje mee, met nogmaals het verzoek toch echt papieren kopietjes te tonen. Dat ik dat de volgende keer echt voor elkaar moet hebben. Digitalisering in de zorg is, ook hier, nog geen begrip.

 

Ik rij weg en stel mijzelf de vraag waarom mij dit zo raakt. Ik denk dat ik het als kwetsend ervaar dat ik met mijn zichtbaar gehandicapte lijf én rolstoel alle mogelijke bewijzen uit de kast moet halen om aan te tonen dat ik ‘invalide’ ben. En dat in een land waar het nog veel te vaak juist dat zichtbaar aangedane lijf en die rolstoel zijn die ervoor zorgen dat ik niet kan participeren. Wat dat betreft zou ik deze Isala houding als positieve discriminatie kunnen opvatten. Toch beschouw ik dit liever als ‘invalide’ beleid.