Gisteren had ik een dag waarin ik geen gehoor had voor mijn lijf. Vandaag gaf ik haar alle ruimte. Ze had rust nodig.
Zoals wij allemaal. Onze aarde en haar bevolking heeft ook rust nodig. Ruimte waarin veranderingen verwerkt kunnen worden. Soms zijn de omstandigheden zo dat rust niet mogelijk is. Opgejaagd door oorlog, onrusten, huiselijke onvrede en honger worden vele mensen gedwongen continue te veranderen. In de hoop ergens te worden ontvangen, in vrede. Verlangend naar een plaats waar iemand een hand uitsteekt.
Ook in ons land worden mensen ongewild opgejaagd. Niet alleen door omstandigheden, ook door innerlijk ongenoegen. Door verlangen, door ontevredenheid en stress.
Vandaag voelde ik dat spanningsveld en ontevredenheid over bepaalde veranderingen. Misschien juist omdat mijn rustende lijf gelegenheid gaf voor reflectie. Enerzijds houdt die stress mij scherp en gericht op wat fijner is. Anderzijds is de stress akelig, omdat het te maken heeft met het moeizaam accepteren van een verandering.
Uiteindelijk probeer ik mij te richten op wat de Boeddha de ‘ongewogen beweger’ noemt. Door de onbewogene uit te nodigen, die stil staat en tegelijkertijd beweegt. Terug naar een dagelijks levende herinnering. Naar het eeuwige nu, waarin begin en eindpunt samenvallen.
Daarin zijn veranderingen een groot verschil en tegelijkertijd identiek aan ieder moment. Heel even, in een flits, voelde ik dat ieder moment het begin is. Dankbaar voor de kleine lach kijk ik naar mijn hond, die altijd in het begin aanwezig lijkt te zijn. Ik bedenk mij dat mijn boek ‘Dog meets Boeddha’ toch echt geschreven moet worden. Wellicht ‘wordt vervolgd’. In ieder geval, in het leven.